Een kraal die redelijk strak op de leader zit door z’n taps toelopende doorgang. Met deze kraal tussen de onderlijn en lood is de afstand van het onderlijn t.o.v. het lood zelf te bepalen. Bij zachte bodems of bijvoorbeeld bij veel wiergroei kan de onderlijn dus ver van het lood worden gepositioneerd. Op die manier ligt het aas niet in de zachte bodem of diep in het wier. De kraal is middels splicing naald of boilienaald op de leader te plaatsen. Het materiaal van de kraal is flexibel waardoor de doorgang intact blijft.